Geschiedenis lijkenhuisjes en baarhuisjes.
Ik gebruik bewust de naam lijkenhuisje omdat in de archieven deze huisjes ook zo worden genoemd. Hier in Berghem noemde wij het als jeugd, krekelhuisje, of knekelhuisje. De naam baarhuisje komt steeds vaker voor,dat heeft enerzijds te maken met de veranderde functie van het huisje, en met het feit dat men de naam lijkenhuisje liever niet gebruikt. De oorsprong van deze gebouwtjes ligt meestal in de 19 eeuw toen als gevolg van de wetgeving ieder kerkhof moest zijn voorzien van zo’n huisje, dus je moet het niet verwarren met het gebruikelijke knekelhuisje op de begraafplaatsen, het hoefde ook niet perse op de begraafplaats te staan, op of nabij het kerkhof staat er in de voorwaarden. In 1872 verscheen de ‘’wet tot voorzieningen tegen besmettelijke ziekten’’ ,een lokaal diende ingericht te worden voor tijdelijke bewaring van overledenen aan een besmettelijke ziekte. Het huisje moest ook aan verschillende eisen voldoen, zo moesten ze van steen worden opgetrokken, en een deugdelijk waterdicht dak hebben, verder moesten er 5 baren in kunnen, die zo via een naar buiten draaiende deur een voor een het baarhuisje verlieten. De wanden moesten glad zijn en witgekalkt zodat ze makkelijk konden worden afgewassen en opnieuw gewit. Er mochten in het huisje geen nissen en uitstekende delen bevinden. De vloer moest iets aflopend zijn naar een putje. Er moesten ook ruime ventilatieroosters aanwezig zijn. Veel van deze kenmerken heeft het Berghems baarhuisje met nog als extra kenmerk een originele plankendroger, het lijkt op een kapstok, daar werden de planken gedroogd die na het graven van een graf werden gebruikt om te stutten, deze waren na gebruik vaak zeer nat,en werden dan rechtop tussen de uitstekende delen gezet om te drogen, vlakbij een ventilatiegat,wat ook in het Berghems baarhuisje aanwezig is. Ik kom hierop nog terug.
Knekelhuisjes
De oudste gebouwtjes op kerkhoven waren de knekelhuisjes. Een knekelhuisje diende voor de berging van doodsbeenderen uit geruimde graven. Ook Berghem had aan de Willibrordusstraat zijde zo’n huisje gezet in 1901 als gezamenlijk lijkenhuisje voor de algemene en de bijzondere begraafplaats, het stond dan ook mooi op de grens van het katholieke kerkhof(30are), en het algemene kerkhof(1,36 are). Het had een Neo Gotisch uiterlijk, jammer genoeg bij de verhuizing van het kerkhof gesloopt, het Berghems huisje werd ook wel eens door een bekende Berghemse zwerver gebruikt als slaapplaats.
Opbaarhuisjes
Reeds in de 18 eeuw stonden er op de kerkhoven gebouwtjes die gebruikt werden om de gestorven medemens te huisvestte, tussen de dagen van sterven en de teraardebestelling. Vele mensen waren kleinbehuisd, en konden de overledenen niet thuis opbaren, er was zelfs geen geld voor een kist. Ook mensen zonder vaste woon of verblijfplaats werden er opgebaard.
Drenkelingenhuisjes.
Langs de zeekust, en langs de grote rivieren werden ook de z.g. drenkelingenhuisjes gezet. Wanneer er iemand was verdronken en men de identiteit niet kon achterhalen werden zij in dat huisje opgebaard. Op 10 februari 1851 werden voorschriften gegeven tot betrekking van declaraties van de kosten die voortvloeien uit het begraven van drenkelingen. Men had een formulier waarop alle kosten moesten staan, maar ook de waardevolle spullen die de drenkeling nog bij zich had, die moesten dan worden verrekend. In Vlieland wordt tegenwoordig zo’n drenkelingenhuisje nog gebruikt als trouwlocatie.
Plaats voor schijndoden.
De huisjes hadden ook nog een functie om de mensen op te baren die mogelijk slechts schijndood waren. Vooral in de 18 eeuw is het gebeurd dat tijdens epidemieën de dienstdoende arts een patiënt te snel dood verklaarde. Dit heeft er verschillende malen toe geleid dat een dood verklaarde patiënt,opgebaard in een lijkenhuis bijkwam uit de toestand van schijndood. Vele hadden dan ook in hun testament laten vastleggen dat vooraf de begraving eerst de slagaders moesten worden doorgesneden of het hart doorboord. Nog niet zo lang geleden vertelde mij iemand dat bij opgravingen lijken waren gevonden in een omgedraaide vorm, men mag hier alles van denken. Op sommige begraafplaatsen waren deze ruimte speciaal ingericht, men had dan een constructie gemaakt als in een oude staartklok met wekkermechanisme . Door middel van touwtjes aan tenen of vingers werden bij de geringste beweging het mechanisme in gang gezet,en de bel kon iedereen horen. Daar komt misschien dan ook de Engelse uitdrukking vandaan ‘’saved by the bell’’.
Wetgeving uit de 19e eeuw
Toen in 1795 de Fransen ons kwamen bevrijden werden hier al snel wetten ingevoerd de zogenaamde decreten. werd in 1804 een decreet afgevaardigd waarin stond dat het niet langer werd toegestaan lichamen van gestorven burgers in een kerkgebouw bij te zetten. Wetenschappers hadden gewezen op de kwade gevolgen. Het bijwonen van een kerkdienst was in die tijd niet altijd een pretje, men sprak dan ook niet ten onrechte van ‘’rijke stinkers’’. Toen de Fransen in 1814 weer vertrokken werd het decreet weer ingetrokken. Pas in 1825 kwamen de deskundige weer met een nieuw rapport,en het was Willem I die het decreet in 1827 weer invoerde, en vanaf 1829 was het verboden om iemand in een kerkgebouw te begraven. In het Berghemse geval is ook interessant het koninklijk besluit van 1828 waarin staat , artikel 1 ;zonder voorafgaande verlof zullen er geene gebouwen mogen opgericht of putten gegraven worden op eenen minderen afstand dan 35 a 40 ellen(68 cm), dan de buiten de kom der gemeente aangelegde begraafplaatsen. In artikel 17 staat ook nog dat voor elke begraafplaats een opzichter moest worden aangesteld, en het liefst zo dicht mogelijk wonende aan de begraafplaats ,misschien woonde hij in Berghem wel in de onderwijzerswoning, of in de boerderij in de pastoor van Teteringenstraat, dat zou dan ook meteen het dichtgemetselde poortje in de kerkhofmuur verklaren. De opzichter moest zorgen voor lijkkleden, lijkbaren.
Een van de belangrijke wetten op dit gebied heeft een lange voorbereidingstijd gekend, omdat de grote kerkgenootschappen zich tegen de invoering lang bleven verzetten. Maar op 10 april 1869 stond dan toch in het staatsblad. ‘’wet van vaststelling van bepalingen betrekkelijk het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de begrafenisrechten’’. Meestal gewoon de begrafeniswet genoemd. Art1 staat dat elke overleden persoon in een kist moet worden begraven Art6 geen begraving geschiedt vroeger dan 36 uren of later dan de vijfde dag van overlijden. B&W kunnen wel bepalen, is er gevaar voor de volksgezondheid binnen deze tijd ,dan kan men de overledene over laten brengen naar een lijkenhuis, indien aanwezig. Art13 Elke gemeente heeft tenminste 1 algemene begraafplaats .art18: Elke begraafplaats wordt door een muur, heining,rasterwerk of heg, ter hoogte van tenminste twee meters afgesloten. Tenslotte bevat de wet ook nog een aantal regels omtrent de afmetingen van de graven en de onderlinge afstand van elkaar. In de wet wordt de naam lijkenhuis al genoemd. De ministers die deze wet indienden waren Fock, Minister van binnenlandse zaken,en van Lilaar, Minister van justitie. En de ondertekening is: Gegeven te ‘s-Gravenhage 10 den april 1869 (koning )Willem. De gevolgen van deze wet was ingrijpend, vele kerkhoven voldeden niet aan deze eisen. het was een inbreuk op eeuwenoude tradities. Het kerkhof was middelpunt van het dorp, het was niet alleen een plaats waar de dode werden begraven, maar er werd ook gespeeld door kinderen, in de 18 eeuw werden er zelfs jaarmarkten gehouden waarbij de kramen over de graven stonden. In de periode 1866-1867 had een cholera epidemie ongeveer 21000 doden in ons land geëist, de Berghemse pastoor leed ook aan deze ziekte maar werd wonderwel beter. Reden genoeg om de aanleg van de waterleiding en riolering aan te pakken in ons land.
In het staatsblad verscheen:
De wet van 4 december 1872 tot voorzieningen tegen Besmettelijke ziekte.
In art1 staan de ziekten waarop de wet van toepassing is:Aziatische cholera, tyfus, pokken, roodvonk, difteritis en mazelen. In 1874 kreeg de wet een aanvulling, toen ook de ziekte dysenterie eronder ging vallen.
Art 12: bij elke begraafplaats wordt uiterlijk binnen een jaar na het in werking treden van deze wet, een lokaal ingericht voor tijdelijke bewaring van overledenen aan een besmettelijke ziekte. Deze ruimte kreeg al gauw de benaming lijkenhuisje of dodenhuisje, tegenwoordig wordt ook de naam Baarhuisje gebruikt. Voor vele kerkgenootschappen was dit een flinke aanslag op de financiële middelen, vaak klopte ze dan ook aan bij de gemeente voor een bijdrage. De huisjes mochten niet meer kosten dan 300 gulden, vaak kwam men nog lang niet aan dit bedrag omdat de huisjes zeer sober werden gebouwd, zo ook het Berghems baarhuisje. Dat de overheid controle hield op de naleving van deze wet mag blijken uit de brief die het gemeentebestuur van Berghem kreeg in 1872 waarin ze werden gewezen op hun verplichtingen om een baarhuisje op te richten. We mogen dan ook aannemen dat als gevolg van de wet van 1872 op alle kerkhoven na 1875 zo’n huisje heeft gestaan. Anno 2010 is daar nog heel weinig van over, en dan vooral niet van de vroegste periode. Over de vormgeving is heel weinig te zeggen, het was vaak de opzichter van de begraafplaats of de plaatselijke timmerman die een schets maakte, in het Berghemse geval is het opmerkelijk dat het huisje duidelijke kenmerken vertoond met het baarhuisje uit Velp bij Arnhem. Na 1900 werden de huisjes mooier en vaak neogotisch gebouwd, en rijker versiert. Daarom is het ook zo kostbaar om de eerste huisjes te bewaren, omdat die bijna allemaal zijn gesloopt.
De locatie
Na 1872 kregen de eerst gebouwde baarhuisjes meestal een plaats achter in de hoek van het terrein, blijkbaar werden ze weggeschoven, en wilde men bij het betreden van de begraafplaats niet meteen met het lijkenhuisje worden geconfronteerd. De huisjes werden omgeven door bomen (ook in Berghem), niet alleen om ze aan het oog te onttrekken, maar ook gedurende de zomermaanden een koel klimaat te bewerkstelligen. Funerair specialist Leon Bok melde Berchs-Heem dat de locatie van Baarhuisjes vaak te vinden waren aan het einde van de kerkpad, wat ook in Berghem het geval was (later meer hierover). Het kan dan ook niet toevallig zijn dat het baarhuisje in Berghem vergezeld is van een mooie treur-es boom.
Het Berghemse baarhuisje.
Om al het geharrewar rondom het baarhuisje aan belangstellende goed uit te leggen, valt niet mee. Er zijn zoveel zaken uit te leggen over het geen Berchs-Heem heeft ondervonden dat schrijver moet opletten niet de draad te verliezen. Om te beginnen bij het begin. Op 17 juli 2009 zijn wij uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de opening van het leerlooiershuisje in Ravenstein. Het prachtig gerestaureerde leerlooiershuisje ooit door de gemeente Oss betiteld als niet waardevol ligt op een prachtige locatie en is een sieraad voor Ravenstein. Op die middag kwamen wij in gesprek met een bouwhistoricus die zeer nauw betrokken was bij de restauratie. Nadat wij bekend hadden gemaakt van de heemkunde te zijn, en dat wij in Berghem woonde kwam er voor ons belangrijke tip en uitspraak. ’’weten jullie dat er in de pastorietuin een belangrijk gebouwtje staat’’. Voorzitter Jan van der Burgt en ik keken elkaar aan omdat wij wel een vermoeden hadden, maar nog niet het fijne wisten van de zaak. Wel hadden wij in 2007, toen wij hoorde van het centrumplan en de reconstructie van de pastorietuin, een brief gestuurd naar de persoon die belast was met de uitvoering van het plan, Gert Jan van der Brand, om rekening te houden met het huisje in de tuin, en die als het enigszins kon te behouden voor Berghem.
Antwoord op deze vraag moeten wij nog steeds krijgen. Natuurlijk wisten wij toen nog niet wat er allemaal gaande was, en in hoeverre de plannen al waren doorgevoerd. Na een officiële brief naar b&w met de vraag om het gebouwtje te behouden, ging het balletje rollen. Inmiddels had de pers ook lucht gekregen van hetgeen er in Berghem afspeelde, en we werden dat ook bestookt door de het Brabants-Dagblad, Dtv, T.v-Berghem en nog meerdere media. In de loop van het eerste verzet van Berchs-Heem werd ik ook gebeld door wethouder van Oss Jules Iding (S.P) die vroeg of ik in de groene engel in Oss het baarhuisje zou willen komen verdedigen, met als afgevaardigde van de gemeente Oss wethouder Hendrik Hoeksema. Het was een levendige discussie over het al dan niet laten staan van het baarhuisje. In de loop van de week werd ik gebeld door Tiny Romme uit Geffen, kenner van de plaatselijke historie. Hij had de discussie aangehoord en vond dat Berchs-Heem sprankelend was overgekomen, en gaf ons gelijk om de strijd voor behoud voort te zetten. Later vertelde hij mij dat voor de aanvang van de discussie wethouder Jules Iding zich enigszins minderwaardig over Berchs-Heem had uitgelaten, en onze vereniging betitelde als ‘’och dat heemkundeclubje uit Berghem’’, daar zal hij nu toch wel anders over denken. Na die tijd kregen wij een uitnodiging van de gemeente om op 18 september 2009 met een afvaardiging te komen praten over het baarhuisje. Aanwezig waren de beide wethouders Hoeksema en Iding, het kerkbestuur met een afvaardiging, berchs-Heem aangevuld met Mark van Schaijk wonende in de monumentale boerderij aan de pastoor van Teteringenstraat. Berchs-Heem had inmiddels een groep gevormd dat bestond uit Mark van Schaijk, Jan van der Burgt , Ceelen, Thijs van Kessel, Lambert van Hintum. In die vergadering in het waterschapsgebouw werd al snel duidelijk dat het geheel behouden van het baarhuisje niet te halen was,steeds werd er aangehaald dat de doorkijk naar de st Willibrordusstraat moest komen, en dat er een deel van het huisje daarom moest verdwijnen. Als dat dan zou moeten gebeuren dan was het niet meer interessant om zich te blijven inspannen voor behoud, het huisje zou dan zo klein worden dat er ook geen bestemming meer voor gevonden kon worden, we gingen dus met een kater naar huis. Na een paar dagen van bezinning belde ik voorzitter Jan van der Burgt met de vraag, of het niet verstandiger was om te kiezen voor een gedeeltelijk laten staan van het huisje, en dan verder in de archieven te gaan zoeken naar bewijsmateriaal naar de oorsprong van het gebouwtje, Jan stemde hiermee in. Ik maakte snel een brief met het verzoek om nog eens naar de zaak te kijken en bracht die brief dezelfde dag nog naar het gemeentehuis in Oss. Toevalligerwijs moest ik die morgen in onze heemkamer zijn en trof daar Wim van de Camp en zijn zoon Theo van transportbedrijf en sloopbedrijf van der Camp uit Berghem, ze vertelde mij dat ze de opdracht om het huisje te slopen al binnen hadden, en dat er geen belemmeringen meer waren om dat niet te doen. Alleen hadden wij het geluk dat vader en zoon van der Camp ook nog gevoel hadden voor behoud van ons erfgoed, en ze verzekerde mij, dan ook niet zo snel aan de sloop te beginnen. Na die brief kwam de monumentenkamer van Oss in beeld. Burgemeester en Wethouders hadden de zaak terecht aan hun overgedragen om de zaak te onderzoeken. In hun commissievergadering werden wij van Berchs-Heem uitgenodigd om ons zegje te doen. Het is gebruikelijk in zo’n commissievergadering om je zegje te doen, maar dan ook verder je mond te houden, en niet in discussie te gaan met de heren. Thijs van Kessel had mij ingefluisterd wat ik wel, en wat ik niet mocht zeggen, wat overigens tegen mijn natuur was, maar het doel van de zaak was belangrijker. De monumentenkamer vond het gebouwtje niet belangrijk genoeg om te bewaren, met als uitspraak van de architect in de commissie ‘’als er iets vernieuwd moet worden is het geen monument’’, wat moesten wij met zo’n onzinnige uitspraak. .Op een Zaterdag gingen Jan van der Burgt, Thijs van Kessel, en ik naar het baarhuisje om de fundering bloot te graven,om zodoende de vorm van het huisje aan te geven.Er werd gegraven langs de muur van de pastorietuin en de monumentale boerderij, en geheel langs het baarhuisje. We waren het al snel er over eens dat de stapelfundering overal hetzelfde was, en dat het baarhuisje was gebouwd in een Lvorm, wat later de tekeningen ook duidelijk zouden aangeven. Weer ging er een brief weg naar B&W met de vraag nog eens naar de zaak te kijken. B&W gaven Henk Buijks streekkenner bij uitstek, werkzaam bij het bhic, en lid van de monumentenkamer opdracht om een rapport te maken, en als het kon zo snel mogelijk, want de pastorietuin kwam in het gedrang. Henk Buijks ging aan de slag, en wat hij daar van bakte is niet de stijl die wij van Henk kennen. Hij had gezocht in het boek van Lambert van den Heuvel ‘’st willibrorduskerk van verleden tot heden’’, en verder bood Gerard Ulijn ‘’Berghem in oude ansichten‘’, ook nuttige informatie, verder had hij 2 kadasterkaarten bestudeerd van 1832 en van 1905. Hij had ook nog een kleine fotoverkenning uitgevoerd. De benaming koetshuisje of desnoods schuurtje leek hem geoorloofd, maar het pandje was zeker nooit geen baar- of knekelhuisje geweest, het gebouwtje was volgens hem van oorsprong bergplaats, maar zou later ook gediend hebben als onderdak voor rollend materieel. Het zag er sjofel uit, en had geen enkele monumentale waarde. Later komt hij via een mail naar mij hierop terug.
Zijn conclusie was dan ook: Het koetshuisje zou behouden kunnen worden, mits het wordt teruggebracht naar zijn oorspronkelijke vorm en bouwmassa, De aanbouw moet er echt af!, (met uitroepteken). Later bleek in een mail van Henk Buijks op 11 september 2009 naar secretaris van de monumentenkamer Frans van der Linden en naar de mij onbekende Marcel Meijers dat hij op verzoek van de wethouders expliciet had vermeld dat de monumentale waarde gering zou zijn.Ondertussen hadden wij van het kerkbestuur van Berghem ook een brief ontvangen (15oktober 2009) ondertekent door onze nieuwe pastoor De Gilde. Deze brief kwam goed terecht bij de heemkunde, want de inhoud van de brief was niet van deze tijd, maar hoorde meer in de tijd van het rijke Roomsche leven rond 1900,toen de kerk het nog voor het zeggen had. Het werd ons verboden om het koetshuisje nog baarhuisje te noemen, omdat het nooit een baarhuisje was geweest, en zette ons voor blok om binnen een onmogelijke tijd van 2 weken een begroting van de restauratie in te dienen, een bankgarantie, en vermelde meteen de ’’datum fatale’ ’(6 november 2009 12.00uur) in de brief die wij als Berchs-Heem als een bedreiging voelde. Toch gingen wij aan de slag en een monumentenbewaker uit Berghem stond meteen garant voor de kosten van restauratie bouw, restauratiebedrijf van der Ven uit Veghel kwam snel met een begroting, en aan alle verplichtingen die het kerkbestuur ons hadden opgelegd was voldaan. Op de morgen van 19 november 2009 werd ik om 9.00 uur gebeld door Jan van den Coolwijk heemkundelid en werkzaam voor zijn bedrijf in de pastorietuin. Hij vertelde dat er 2 heren met papieren aan het rondneuzen waren in het baarhuisje. Niet veel later was ik ook aanwezig, het bleken Henk Buijks en Hein Hundertmark (bouwhistoricus) en lid van de monumentenkamer te zijn. Op de vraag van Henk hoe ik wist dat zij in het huisje waren vertelde ik dat wij ook onze kanalen hadden. Op dezelfde dag kreeg ik een mail van Henk Buijks dat hij overleg had gehad met voorzitter van de monumentenkamer Peter de Gree, en dat ze omwille van een ongestoorde afwikkeling van deze zaak het belangrijk vonden om absolute radiostilte richting media in acht te nemen, in diezelfde mail vertelde hij dat nu ook in zijn visie vrijwel zeker het gebouwtje een baarhuisje is geweest, dankzij jullie onderzoek, getekend Henk Buijks. Ook het kerkbestuur heeft zich altijd verzet voor behoud van het baarhuisje, al weet ik dat dit niet altijd de wens was van alle bestuursleden. Omdat de parochie eigenaar is, was het voor Berchs-Heem niet makkelijk om hier een weg in te vinden. Berchs-Heem werd gezien als een blokkade voor het realiseren van de pastorietuin, dat hebben wij gemerkt aan alle reacties van mensen die in en rond de kerk werken en toezicht houden. Inmiddels zijn de verhoudingen beter omdat wij steeds met nieuwe feiten kwamen.
Op 25 juni 2010 krijgt Berchs-Heem van Rik Pols medewerker monumentenzorg een uitnodiging voor de vergadering van de monumentenkamer op 6 juli om 20.00 uur, nota benen op de avond dat Nederland de halve finale tegen Brazilië moest spelen. Hij stuurde ons ook een redengevende omschrijving van het baarhuisje, opgemaakt door Jennemie Stoelhorst na een bezoek op 12 maart 2010 aan het baarhuisje. Overigens werkt Jennemie Stoelhorst voor monumentenhuis Brabant in Geertruidenberg, en is door de gemeente Oss belast met het onderzoek.
Redengevende omschrijving.bezoek 12 maart 2010
Zij sprak van een baarhuisje van omstreeks 1874, en dat de gevel aan de monumentale boerderijzijde is opgetrokken in wildverband gemetseld, ter hoogte van de zoldervloer is een staafanker aangebracht, opgetrokken in ongeveer 1850. De achtergevel laat 2 verschillende bouwfase zien, het rechterdeel omstreeks 1874 en het linkerdeel omstreeks 1904, en is de oorspronkelijke L vorm uitgebreid tot een rechthoek. Leon Bok funerair specialist waar Jennemie Stoelhorst inlichtingen heeft gevraagd over het object betitelde het gebouwtje als lijkenhuisje, en afgezien van enkele onjuistheden in het verhaal over begraafplaatsen voldoet de beschrijving, zo schreef hij. Dit rapport wordt op 6 juli behandeld in de monumentenkamer, nadat iedereen zijn zegje heeft kunnen doen, komt er een stemming door 4 personen. Henk Buijks stemt voor net zoals Hein Hundertmark, de architect stemt tegen omdat hij nu eenmaal niet gelooft in het baarhuisje, de laatste stem is dan voor de voorzitter Peter de Greef die dan de verantwoording op het bordje legt van B&W om ook tegen te stemmen, zodat de stemming 2-2 is. Mijn eerste gedachte die avond was, deze mensen zitten op de verkeerde plaats.
Op 2 augustus 2010 krijgen wij via de secretaris van de monumentenkamer Frans van der Linden een uitnodiging om op 3 augustus 2010 te verschijnen op hun vergadering ,er zijn belanghebbende stukken binnengekomen die van belang zijn voor het baarhuisje. Jennemie Stoelhorst heeft weer een geheel nieuwe redengevende omschrijving geschreven, hieronder enige stukjes.
Redengevende omschrijving Jennemie Stoelhorst bezoek 12 maart 2010
Ja, jullie lezen het goed, op dezelfde dag als het eerste rapport.Natuurlijk is ze maar 1 keer geweest, maar ze maakt 2 totaal verschillende rapporten. Een slecht begin voor iemand die pas in dit wereldje komt kijken.
Schreef ze eerst, oorspronkelijke vorm baarhuisje, nu schrijft ze, schuur. In haar eerste rapport is de bouwtijd 1874, en nu volgens haar van 1904. Ze laat het rapport geheel draaien van baar/lijkenhuisje naar schuurtje, waarin grote stukken zijn weggelaten, andere stukken van het eerste rapport zijn een op een overgenomen. Uit de monden van de commissieleden kwam naar voren dat de ommezwaai was gekomen op basis van 2 kadasterkaarten, 1 kadasterkaart van 1811-1832 het z.g. minuutplan, en een kaart van 1904. Alle onderzoeken die Berchs-Heem bij ieder lid van de monumentenkamer had neergelegd werden in één klap van de tafel geveegd. Opmerkelijk is, dat er 2 personen die een bouwhistorische opleiding hebben gehad zich door 2 kadasterkaarten om de tuin laten leiden, en al hun bevindingen van voorheen in de prullenbak deponeren. Ook de mening van de beste funerair specialist van Nederland op gebied van begraafplaatsen en grafmonumenten Leon Bok uit Amsterdam is voor de commissie onvoldoende om overtuigd te raken dat wij het hier werkelijk hebben over een baarhuisje van 1874. In het tweede rapport van Jennemie Stoelhorst zijn stukken geplaatst die onmogelijk afkomstig konden zijn van de monumentenkamer of van Jennemie Stoelhorst, daar was de tijd te kort voor .Berchs-Heem weet zeker dat deze afkomstig zijn van 2 leden van Berchs-Heem. Op 8 februari 2010 krijgt het bestuur van Berchs-heem een brief ondertekent door 2 Berchs-Heem leden. In de brief staat dat ze twijfels hebben omtrent de juistheid van ons onderzoek wat betreft de leeftijd en aard van het Baarhuisje. Ze zijn uitgegaan van een paar kadasterkaarten, en akte van grondverkoop. Hun letterlijke verklaring is: Zeer waarschijnlijk was het huisje van oorsprong bedoeld als praktische bergruimte voor de tuinlieden, voor het opbergen van hun gereedschappen verder tuingerief, en zeker ook als opslagruimte voor de oogst uit de boomgaard. In de volksmond wordt het soms ook ‘’koetshuis’’ genoemd, omdat pastoor van Teteringen het mogelijk wel eens in gebruik had als stalling voor zijn rijtuigje. Na de tweede wereldoorlog werd de boomgaard gerooid en kreeg de Dahliavereniging van Berghem de grond in gebruik voor haar dahliacultuur. Die organisatie verzorgde gedurende al die jaren ook de bloemversiering in de st.Willibrordus kerk. Wij kunnen, op basis van het geen de archieven ons geboden hebben alleen maar concluderen dat het huisje gebouwd moet zijn rond 1902 en dat de functie ervan gezocht moet worden in de geest zoals hierboven beschreven; Aldus de letterlijke passage uit hun brief. Deze laatste conclusie kan Berchs-Heem meteen weerleggen met de conclusie van het bouwhistorisch onderzoek waarin staat dat de metselmortel van het huisje zeker niet jonger is dan 1875, en dat bij de bouw van kerk en pastorie andere mortels zijn gebruikt. Deze 2 leden van Berchs-Heem hebben buiten weten van Berchs-Heem een eigen onderzoek ingezet. Het is niet gebruikelijk dat als er iemand van de vereniging een onderzoek is begonnen dat andere personen dit ook gaan doen, dat voelt als een controle, wel hadden ze hun eventuele bevindingen kunnen vergelijken met de andere onderzoeker, waardoor je misschien een beter geheel had gekregen, dat is ook het doel van een heemkundevereniging. Alle stukken die deze personen in hebben gezien bij het B.H.I.C. in den Bosch hebben wij zelf ook onderzocht, bijgestaan door een behulpzame mevrouw van Boven medewerkster bij het B.H.I.C.. Bij een gesprek in onze heemkamer met voorzitter Gerard van der Linden en secretaris Ria Boeijen waren de 2 onderzoekers zelfs nog niet bereid hun bevindingen aan de vereniging te geven, maar wel mondeling toe te lichten. Het bestuur van Berchs-Heem vond dat hun onderzoek, en mondelinge uitleg niets bijdroeg aan het resultaat van ons onderzoek, en wenste daar dan ook geen gebruik van te maken. Nu blijkt dat hun informatie wel aan de monumentenkamer is verstrekt.
Als de monumentenkamer alleen op basis van de kadasterkaarten deze beslissing hebben genomen slaan ze geheel de plank mis, en geven dan ook meteen de kwaliteit van de monumentenkamer aan, een probleem waar vele gemeente mee worstelen. In een onderhoud met het kadaster in Eindhoven werd ons verteld, dat, als er een bijgebouw niet op de kaart stond het zeker wel mogelijk was dat het er toch heeft gestaan. Er is ook iets merkwaardigs met de kadasterkaart van 1811-1832 en 1904 . Op deze kaart van 1904 staan de contouren van de oude kerk getekend. Op de kaart van 1904 staan ook contouren getekend maar wel van de kerk van de kaart 1811-1832 ,en niet van de kerk van 1850, die in 1858 in gebruik werd genomen, en die in 1895 bij een hevig onweer is afgebrand, zeer merkwaardig. Ook staat in het tweede rapport van Jennemie Stoelhorst dat de algemene begraafplaats was gelegen in de heide (BHIC,toegangsnummer 7349 gemeentearchief Berghem 1814-1920), In mijn onderzoek is gebleken dat dit juist is ,maar het lag niet in de heide waar wij meteen aan denken, maar naast de pastorale hof, weduwe Mulders had deze strook grond in 1837 verkocht aan de kerk. In 1870 had de gemeenteraad van Berghem beslist dat er een algemeen kerkhof in de heide moest komen, de een spreekt van 9 are, de andere weer van 8 are, en dat is aangelegd in 1871. In het verslag van 1874 staat dat het kerkhof is voorzien van een lijkenhuisje, Op de hoek van de st Willibrordusstraat is op verzoek om vergroting van het katholieke kerkhof ook meteen gevraagd door het kerkbestuur om een stukje grond voor het algemene kerkhof, de grootte werd 1.36 are in de z.g. vorstelijke hoek (Willibrordusstraat zijde), dit verzoek is van 30 mei 1902. Verder gaf de wet ook aan dat er tenminste 1 algemeen kerkhof moest zijn in de gemeente, en er geen verbod stond op meerdere, dit zou in Berghem het geval kunnen zijn geweest. Ook heb ik een archiefstuk gevonden bij het BHIC waarin staat, op de vraag van de provincie aan de burgemeester van Berghem in 1869 of Berghem voorzien is van een algemene begraafplaats, zijn antwoord is, Neen, slechts een strook grond gelegen aan de katholieke begraafplaats, en dienende voor algemene begraafplaats. Hij was wel aanwezig maar er werd nooit iemand begraven. Berghem telde in die tijd bijna alleen maar katholieken. In de stukken van de gemeente Berghem blijkt dat in 1869 t/m 1873 niemand op de algemene kerkhof werd begraven, en op het katholieke kerkhof in dezelfde tijd 130 personen. Ik ben namens Berchs-Heem vele keren bij het B.H.I.C. op bezoek geweest en ben altijd met vriendelijkheid geholpen door de medewerkers, ook het archief in Oss heb ik enkele malen bezocht om te kijken in het kerkarchief van Berghem. In dat archief vond ik dan ook de tekening van het lijkenhuisje aan de St Willibrordusstraat met een neo-gotisch uiterlijk, een pracht gebouwtje dat jammer genoeg eind jaren 50 werd gesloopt. Verder zocht ik het hele internet af of ik niet nog meer informatie kon vinden over baarhuisjes, en wonderwel vond ik een zeer belangrijk gegeven. Steeds hadden wij de ligging van het baarhuisje in de pastorietuin merkwaardig gevonden, en konden er geen verklaring voor geven, waarom deze locatie. Tot ik een militaire kadasterkaart vond van 1868 waarop stond dat de ingang naast de kerk vroeger vanaf de Julianastraat was, en niet zoals later vanaf de st Willibrordusstraat, dit gaf meer logica over de locatie van dit bouwwerk. Langs de pad van het kerkhof stond een bomenpartij. Leon Bok had al verteld dat het gebruikelijk was dat een baarhuisje aan het eind van een kerkpad was gesitueerd, dus deze verklaring sloot mooi aan, aan de toenmalige situatie. Ik had hem ook foto’s toegestuurd van het baarhuisje, en van het interieur ,vooral de z.g. kapstok had mijn aandacht. Leon Bok vergeleek het baarhuisje met het baarhuisje uit Velp bij Arnhem, en zei dat het een gangbaar model was van de in 1874 gebouwde baarhuisjes. Over de kapstok had hij een andere uitleg. Bij het maken van een graf werden de zijkanten van het graf gestut door planken, om gevaar voor instorting tegen te gaan. Als de planken werden verwijderd werden de planken tussen de haken gezet om te drogen, en daarom zat er onder die kapstok naast de deur ook een ventilatierooster. De muren in het Berghems huisje zijn licht gepleisterd en wit gekalkt, er zitten ook geen uitstekende delen in, ook geen nissen, allemaal kenmerken van zo’n huisje uit 1874. Verder zit er ook een naar buiten draaiende deur in om binnen meer plaats te verkrijgen. Ondertussen was bij Berchs-Heem doorgedrongen dat wij onmogelijk de beslissing van de monumentenkamer terug konden draaien. De monumentenkamer had B&W het advies gegeven om het Berghems Baarhuisje niet op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten. Na het vinden van de toegang van het kerkhof, en nog een paar andere feiten kwam het bestuur van Berchs-Heem op een zondagmorgen bij elkaar om te beraadslagen wat te doen. We besloten om het college van B&W te vragen om de beslissing al dan niet plaatsen op de gemeentelijke monumentenlijst uit te stellen. Verder besloten wij om eens een keer serieus met ervaren bouwhistorische ogen naar het baarhuisje te laten kijken. Dit kostte de vereniging veel geld, maar het bestuur was unaniem in zijn beslissing. Ik benaderde namens de vereniging monumentenadviesbureau Nijmegen in de persoon van Frank Haans met de vraag of hij een bouwhistorisch onderzoek wilde verrichten, Frank Haans was al een beetje op de hoogte omdat hij in het verleden van de gemeente Oss al opdracht had gekregen om de monumentale kerkhofmuur in kaart te brengen en te adviseren wat te doen bij restauratie van de muur. In zijn opdracht had dit bureau ook meteen het baarhuisje meegenomen omdat dit vast zat aan de kerkhofmuur, maar kreeg uitdrukkelijk het verzoek van de gemeente dit niet te doen, omdat dit al een gepasseerd station was. Ook had het parochiebestuur al beloofd dat de stenen van het baarhuisje gebruikt mochten worden voor restauratie van de kerkhofmuur. Een belofte die onbegrijpelijk is te noemen want een leek kan al zien dat het formaat stenen heel anders is.
Bouwhistorisch en cultuurhistorisch onderzoek en waardebepaling baarhuisje te Berghem.
Begin oktober gaf heemkundevereniging Berchs–Heem opdracht aan monumentenbureau Nijmegen voor het uitvoeren van een bouwhistorisch en cultuurhistorisch onderzoek. Zoals het monumentenbureau meld had de gemeente Oss in 2006 aan monumentenadviesbureau De Gooijer uit Epse opdracht gegeven om een bouwhistorisch rapport op te stellen van de kerkhofmuur. Later kreeg het monumentenadviesbureau Nijmegen opdracht voor het uitwerken van het restauratieplan van de muur. Uit dat onderzoek bleek dat het bouwhistorisch rapport niet volledig was en onvoldoende de bijzondere waarde van de muur duidde. Uit onderzoek bleek de muur aannemelijk ouder te zijn dan in vernoemd rapport werd aangenomen. In het restauratieplan had het bureau ook het herstel en behoud van het verbonden baarhuisje meegenomen, maar op verzoek van de gemeente is er in het definitieve plan vanaf gezien, omdat het gebouwtje volgens de gemeente Oss al een gepasseerd station was. Duidelijk schrijft de onderzoeker dat in ieder geval op het terrein rond de kerk in 1874 bouwactiviteiten hebben plaats gevonden. Dat het baarhuisje op de algemene begraafplaats hier of elders is gebouwd is niet geheel duidelijk geworden.
Archeologisch en bouwhistorische gegevens van muur en huisje.
Uit het archeologisch onderzoek (vrij leggen van fundering van de westelijke kerkhofmuur en westelijke kopgevel van het onderzochte baarhuisje) is al duidelijk geworden dat de fundering van de muur en van de daarmee in één lijn liggende westelijke kopgevel van het baarhuisje één geheel vormen. Het zelfde geldt voor het opgaande werk. De fundering en het opgaande werk zijn gemetseld in handvorm baksteen met een formaat van (21,5-10,5-5 cm) er komt ook een dunnere steen voor (21,5-10,5-4,2 cm). Een 10 lagenmaat levert 56 cm op. Het voegwerk bevat metselmortel van schelpkalk/zandmortel met duidelijke ‘’pitten’’ van schelpresten. Hieruit is duidelijk geworden dat het gebouwtje tegelijkertijd met het westelijke gedeelte van de muur en grote delen van de zuidelijke muur (die één geheel vormt met de noordelijke langgevel van het huisje) moet zijn opgetrokken. Op grond van het gehanteerde materiaal en zeker ook de voeg en metselmortel moeten dateringen van dit metselwerk ruim na 1874 van de hand worden gewezen. Men zou zich kunnen voorstellen dat men in tussen 1900 en 1905 toen de nieuwe kerk en pastorie zijn gebouwd heeft gewerkt aan dit gebouwtje en daarbij hergebruikte oude steen heeft verwerkt. Hiertegen spreekt echter de gehanteerde mortel die duidelijk afwijkt van de bij de kerk en pastorie gehanteerde mortels.
Geschiedenis (1874-2010)
De vraag naar kadastrale wijzigingskaarten van het gebied heeft geen kaarten opgeleverd uit de periode 1870-1880. Gebleken is echter dat het gebouwtje pas in beeld komt als de ontwikkelingen vanuit percelen van de boerderij worden opgevraagd, want bij de metingen van de percelen van de kerk naar aanleiding van de bouw van de kerk en pastorie geven het gebouwtje niet weer, maar wel het bondsgebouw en de school, die ook al op de eerste kaart stonden weergegeven!! Het ontbreken op die hulpkaarten van het gebouwtje hoeft volgens het kadaster zeker niet bij voorbaat in te houden dat het gebouwtje toen nog niet bestond. De hulpkaarten dienden voor het zo exact mogelijk bepalen van de plaats van de belangrijke nieuwbouw (in dit geval kerk en pastorie) waarbij dan de omliggende bestaande bebouwing voor zover noodzakelijk werd weergegeven om één en ander aan elkaar te kunnen meten. Het is op z’n minst opmerkelijk dat bij de herinrichting van de katholieke begraafplaats opnieuw de Algemene begraafplaats ter sprake kwam en dat hiervoor opnieuw een bescheiden stuk grond werd gereserveerd naast de katholieke begraafplaats. Bovendien werd voor deze begraafplaatsen een gemeenschappelijk baarhuis ontworpen, dat ook daadwerkelijk is gebouwd. Het onderzochte baarhuisje is nadien verbouwd tot een koetshuisachtige constructie, waarbij het rechter deel van westgevel werd opgehoogd en een nieuwe zuid gevel en linker deel van de oost gevel werd opgetrokken. De lage en iets smallere uitbouw aan de zuidzijde ging hierbij dus verloren, en het gebouw kreeg een rechthoekige plattegrond, en een nieuwe kap. Een dergelijke actie lijkt alleen zinvol als het gebouw zijn oorspronkelijke functie is verloren, vermoedelijk dus door vervanging van het baarhuis door een nieuw gemeenschappelijk exemplaar oostelijk van de kerk na 1901.
Op vele begraafplaatsen zijn nog baarhuisjes terug te vinden uit deze periode. Deze huisjes zijn hun oorspronkelijke functie kwijtgeraakt en worden tegenwoordig vaak gebruikt als bergplaats. Vele baarhuisjes zijn beschermd monument en worden vaak gerenoveerd.
Monumentale waardebepaling
Het gebouw is ondanks de latere verbouwing nog goed herkenbaar gebleven als een baarhuis, een type gebouw dat na de inwerkingtreding in 1872 van de wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekte een verplicht onderdeel moest worden op de diversen begraafplaatsen. Volgens de voorschriften moest een dergelijk gebouw voldoende ruimte bieden aan het opbaren van 5 lijken over een periode van maximaal 36 uur van overledenen die ten gevolge van een besmettelijke ziekte waren overleden, voordat deze mochten worden begraven. Alle kenmerken van zo’n baarhuisje zijn aanwezig in het Berghems baarhuisje. Meestal werden baarhuisjes zeker in de beginperiode zeer eenvoudig uitgevoerd als een sober bakstenen schuurtje, en mochten niet de prijs van 300 gulden overschrijden vele bleven daar ver onder. Pas later in de 19e eeuw en vroege 20e eeuw kregen deze gebouwtjes soms uitwendig een meer gedetailleerde uitwerking met nissen boogopeningen en lijstwerk.
De latere verbouwing (uitleg en ophoging van de zuidelijke ruimte en aanbrengen nieuw kapconstructie) heeft er toe geleid dat de architectonische waarde ten dele is aangetast. Wel geeft het deurkozijn met geprofileerd kalf in de westgevel enige bouwhistorische waarde.
Situering –en ensemblewaarde
Door de ligging op de hoek van de tuinmuur en de constructieve verbondenheid hiermee vertegenwoordigd het gebouw enige situeringswaarde. Voorts is er sprake van ensemblewaarde middels de verbondenheid en samenhang met de als Rijksmonument beschermde tuin/kerkhofmuur, de R.K. Kerk, en de pastorie die op de gemeentelijke monumentenlijst staat.
Cultuurhistorische- en symbolische waarde
Dit eenvoudige gebouwtje bezit met name cultuurhistorische waarde vanwege de vroegere functie als Baarhuis, tot stand gekomen kort na de inwerkingtreding op 4 december 1872 van de wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekte (artikel 12) Het huisje werd in de operatie tegelijkertijd met dat van de algemene Begraafplaats op last van de burgemeester van Berghem opgericht zoals in de archiefstukken blijkt. Baarhuisje waren sedert de inwerkingtreding een onlosmakelijk onderdeel van een begraafplaats, en de meeste van de bewaard gebleven baarhuisjes zijn vooral vanwege hun cultuurhistorische waarde als monument beschermd. Het Berghems voorbeeld herinnert nog aan de oude situatie rond de kerk van Berghem voordat de nieuwbouw in 1900 werd uitgevoerd, die westelijk van de oude toren kwam te staan, waardoor de begraafplaats moest worden aangepast en een nieuw baarhuis werd gebouwd zuid oostelijk van de kerk nabij de Willibrordusstraat.
Conclusie & advies
Hoewel niet met 100% zekerheid kan worden gesteld dat het gebouwtje het in 1874 gebouwde baarhuis is van de R.K begraafplaats, zijn er meerdere feiten aan te dragen die voor deze identificatie spreken. Ten eerste het gebouw zelf. Het metselwerk hiervan is gezien de gehanteerde baksteen en mortels zeker niet jonger dan 1875. Het gebouw vertoont voorts nog diversen kenmerken die passen bij de voorschriften m.b.t. de bouw van baarhuisjes. Ten derde spreekt de situering van het gebouwtje boekdelen. Het kerkhof was oorspronkelijk (in de 19e eeuw) getuige kaarten toegankelijk via een laan komend vanuit de (huidige) Julianastraat. Het baarhuis lag in de oorspronkelijke setting aan het einde van deze laan, een positie die kenmerkend was voor een baarhuisje. Door de wijzigingen ter plaatse na de bouw van de huidige kerk en pastorie was men genoodzaakt om het pad te verleggen en de begraafplaats te verschuiven, waarbij men er voor koos om ook de entree naar het oosten te verleggen en daar nabij de Willibrordusstraat een nieuw baarhuis voor beide begraafplaatsen (dus ook voor de vanaf dat moment ook hier gesitueerde algemene begraafplaats) op te richten. In een later stadium is het oude, functieloos geworden baarhuis verbouwd, en kreeg het een opslagfunctie met garagedeuren.
Advies
We bevelen ten zeerste aan om het baarhuisje alsnog aan te wijzen als gemeentelijk monument, exclusief de uitbreiding/verhoging, op grond van met name de cultuurhistorische waarde. Vervolgens dient te worden gezocht voor een goede herbestemming in samenhang met de omgeving, waarbij het gebouw terug moet worden gebracht naar zijn oorspronkelijke volume en hoofdvorm. Daarbij is vooral ook het uiterlijk een leidende factor. Zadeldak en lessenaarsdak met oud Hollandse dakbedekkingen, een nieuwe in rode baksteen opgetrokken zuid en oostgevel van de zuidelijke aanbouw. Hierdoor worden ook de andere waarden versterkt (herkenbaarheid situering waarde)
Drs.F.A.C Haans, directeur afdeling bouwhistorie en restauratie, monumenten advies Bureau Nijmegen 22 oktober 2010.
Dit rapport is door onze voorzitter en mij op 2 november 2010 aangeboden aan de balie van het gemeentehuis in Oss, en gericht aan b&w, en aan alle raadsleden. Het zal volgens de berichten pas op 17 februari 2011 in de gemeenteraad worden behandeld.
Op 8 januari 2011 krijgt het bestuur van Berchs-Heem een kopie van een brief, gericht aan het parochiebestuur van Berghem. In die brief wordt aangegeven dat de monumentenkamer op 11 februari rond 15.00 uur voor de zoveelste keer haar mening zal geven over het baarhuisje, wij zijn bij de openbare vergadering uitgenodigd. B&W had ons rapport weer doorgestuurd naar de commissie.
Op 11 januari 2011 om 15.00 uur gaan voorzitter Gerard van der Linden, penn Lambert van Hintum, oud voorzitter Jan van der Burgt, en heemkundelid Rinie Gremmen naar de monumentenkamer van de gemeente Oss. De voorzitter Peter de Greef heet ons welkom, en stelt de aan tafel zittende personen voor.Henk Buijks, Hein Hundertmark, Hetty Peters, Frans van der Linden van de monumentenkamer. Verder zitten aan tafel Antwan van Gendt, Hesther Bernds secretaris commissie ruimtelijke ordening, en Veldhausz die Jurist is van de gemeente Oss, alleen werd dat door de voorzitter niet vermeld. Voorzitter geeft een uiteenzetting van de zaken zoals ze er nu voorstaan zoals hun advies aan B&W dat niet zal veranderen, maar alleen aangevuld kan worden, als er iets nieuws in het rapport van monumenten advies bureau Nijmegen zou staan. Voorzitter is gepikeerd door een regel in het rapport waar staat dat er nog nooit iemand serieus met bouwhistorische ogen heeft gekeken naar het baarhuisje. De commissie is volgens de voorzitter kwalitatief erg goed er zitten mensen in met regionaal en landelijk niveau. Hij denkt aan een foutje van Frank Haans (schrijver rapport). Steeds komt de voorzitter weer terug op de ervaren commissie. De commissie krijgt het woord of er in het rapport relevante dingen staan die hun mening kunnen veranderen. Onze voorzitter van Berchs-Heem krijgt het woord, en laat meteen z’n ongenoegen spreken over het verzuim van een officiële uitnodiging, maar het moest doen met een kopie. Hij vraagt de commissie nu eens eindelijk met een goede formulering te komen over het baarhuisje, en niet meer te dolen en te dwalen in deze zaak. Hij zegt dat de commissie het spoor geheel bijster is geraakt. Onze voorzitter vindt het onbegrijpelijk dat B&W wederom de monumentenkamer heeft gevraagd om advie s,en dat het college niet zelf een besluit heeft kunnen of willen nemen.Daarna somt hij alle feiten op, het baarhuisje aangaande, en de geschiedenis van de strijd van Berchs- Heem. Onze voorzitter zegt dat de deskundigheid van deze commissie sterk ter discussie staat, en mede meld hij dat de onderzoeker Frank Haans op hun verzoek uitleg wil komen geven. Wanneer B&W besluit om het baarhuisje niet te benoemen als gemeentelijk monument, zal Berchs-Heem niet stil blijven zitten, en alles aanwenden om hun gelijk te krijgen. Voorzitter de Greef zegt dat de commissie nooit door het college een richting in is gestuurd, wat zeker niet waar is omdat wij bewijzen hebben dat dit wel zo is geweest. De suggestie volgens hem neemt hij ons hoogst kwalijk. Vast staat wel dat ze zeker geen nieuw advies zullen geven aan B&W hoogstens een aanvulling. Voorzitter Peter de Greef probeert weer of Berchs-Heem de kwalificatie over de monumentencommissie terug wil nemen, onze voorzitter neemt geen woord terug, de Greef zegt wederom dat zijn mensen bekwaam en befaamd zijn (tot vervelens toe) .Dan meld ik dat voorzitter Berchs-Heem niets hoeft terug te nemen, en dan komt voor mij de eerste waarschuwing om eruit gezet te worden, als ik nog een keer iets zeg. De voorzitter van de monumentenkamer zit er duidelijk opgefokt bij, wat waarschijnlijk komt door zijn ongebruikelijke tafelgenoten, en roemt wederom zijn gevolg. Hij zegt daarna dank u wel, en voegt meteen daaraan toe dat hij dat eigenlijk niet mag zeggen. Daarna geeft hij het woord aan Henk Buijks. Hij heeft een heleboel in het rapport gelezen waarvan hij denkt, ja,daar zit wel wat in, maar hij heeft het liever over de kadastrale gegevens, die wij als Berchs-Heem sterk bekritiseerd hebben. Hij neemt eerst de schattingskaart van 1886, volgens hem wordt alles wat bebouwd is meegenomen, want de Nederlandse fiscus was niet mis als het om bebouwing ging. Op de schattingskaart staat volgens hem ook de kerk van 1848 getekend. Er staat wel een huisje op maar dat staat aan de zuidwest kant van het kerkhof. Hij heeft daarbij een foto waarvan hij zegt dat er bijna niets op te zien is,raar is het dan ook dat wij alles duidelijk moeten bewijzen, en dat hun met een wazige foto als bewijs komen aanzetten. Verder zegt hij dat op de plaats van het baarhuisje alleen een moestuin was, en dat er pas rond 1904 is gebouwd, dus de constatering van Frank Haans dat gezien de gebruikte metselmortel van het baarhuisje het niet jonger is dan 1875 slaat hij geheel in de wind, er is volgens hem oud materiaal gebruikt. Dan krijgt Hein Hundertmark het woord. Het viel hem ook op dat de schattingskaart niet was meegenomen in het onderzoek, de kaarten die wij van Berchs-Heem hebben bekritiseerd omdat die volgens het kadaster zeker niet altijd betrouwbaar waren, en dat ze zeker niet alle schuurtjes en bijgebouwen omvatten. De bewijslast van Frank Haans om aan te tonen dat het een baarhuisje is, staat volgens Hein Hundertmark, haaks op de bewering van hem dat het een baarhuisje zou kunnen zijn. Sterker nog zegt hij , hij ontkracht mijn bewijslast, en als ik moet ingaan op de inleiding van het rapport dat hij de enige deskundige is, buig ik mijn hoofd, dat zou ik niet doen zegt voorzitter de Greef. Ik buig mijn hoofd in zoverre dat de bewijslast dat het een baarhuisje zou kunnen zijn hier helemaal onderuit wordt geschoffeld, en daarbij vervalt de bouwhistorische bewijslast die ik toen had ingebracht, en laat hierbij een triomfantelijk lachje zien. Dan komt de nieuweling Hetty Peters aan het woord. Zij heeft ook een bezoek gebracht aan het baarhuisje. Ze heeft gekeken naar de waardebepaling, maar heeft op de vraag van de voorzitter niet de redengevende omschrijving van Jennemie Stoelhorst gelezen. Ze was heel verbaasd dat dit een baarhuisje zou betreffen omdat die volgens haar er allemaal heel anders uit zien (over deskundigheid gesproken), waarom is het dan geen baarhuisje vraagt de voorzitter de Greef, zij antwoord, omdat in het rapport een heleboel foto’s staan die niet op dit baarhuisje lijken, dus dan is het er ook geen. Op dat moment verlaat oud voorzitter Jan van der Burgt en Rini Gremmen de zaal, na zo’n onzinnige opmerking. Dan vraag ik aan de voorzitter, als er niets staat op de kaart, hoe kan er dan een baarhuisje op staan die gemetseld is met metselmortel van 1874,met sporen van schelp deeltjes, overigens zijn de kerk en de pastorie wel met de traditionele specie van die tijd gemetseld. Henk Buijks zegt dat hij alleen kijkt naar wat er op de schattingskaart staat. Onze voorzitter benadrukt nog eens dat er vroeger zeker niet alles op de schattingskaart stond, daarop geen reactie. Daarna komt Henk Buijks terug op de locatie van het baarhuisje, wat ik dan namens berchs-heem ook meteen bestrijd, ik geef aan dat van de st Willibrordusstraat gezien zijn foto van de linkse kant is met het monument in zicht van notaris bijvoet, en dat wij het hebben over de rechterkant van de kerk, het baarhuisje gelegen aan het einde van de kerkpad. Nu haakt Henk Buijks meteen in op de situatie huisje kerkpad, hij haalt aan dat hij in Brabant een van de weinige kaartspecialisten is, en op de kaart van 1868 is volgens Henk de kerkpad te zien die recht naar de toren loopt, hij houd vast dat het baarhuisje rechts van de kerk stond, al moet hij het doen met een zeer onduidelijke foto en een bewering die nergens op rust. Hij gaat alleen uit op de juistheid van het kadaster in die tijd, en op de deskundigheid van mevrouw van Geloven van het B.H.I.C. Het enige gegeven wat nieuw voor hem was is de plankendroger in het huisje, maar geeft meteen aan dat die er later in zou kunnen zijn gezet, en daarbij gaat hij voorbij dat de plankendroger in de binnen en buitenmuur is vast gemetseld. Hij geeft geen oordeel over de ouderdom van het baarhuisje. Hein Hundertmark heeft geen aanvullende stukken ontdekt, hij heeft zoals hij zegt telefonisch contact gehad met Frank Haans, dan zegt hij dat, dat contact voor het schrijven van het rapport is geweest,en dat hij hem heeft ingelicht over de kaart. Dan breekt er iets in mij, en vraag hem hoe het mogelijk is dat hij voor het rapport contact had met Frank Haans over de zaak, hij kon niet weten met welk monumentenadviesbureau wij in zee waren gegaan. Dan refereert hij op een artikel op onze website, wat overigens weer niet de waarheid is, want dit artikel is na het rapport pas gepubliceerd. Ik mag van de voorzitter geen vragen stellen aan Hein Hundertmark, als ik dan zeg dat er onwaarheden worden gezegd, en dat ik daarover niet mijn mond houd, kan ik de zaal verlaten, en de voorzitter schorst daarop de vergadering. Hij loopt mij na tot in de gang en zegt dat hij de commissieleden een voor een aan het ondervragen is, en dat ik er dan niet tussen moet komen, op mijn beurt zeg ik dan dat Hein Hundertmark gewoon zit te liegen. Hij zegt dat ik rustig moet wachten tot het klaar is. Voorzitter Berchs-Heem zit nog ongeveer 15 minuten in de vergaderzaal, inmiddels 16.30 uur verlaten wij het gemeentehuis in Oss.
Mijn ervaring van de middag is dat de monumentenkamer, en dan vooral voorzitter Peter de Greef geen tegenspraak dulden, en als een echte dictator de vergadering leid, wat misschien wel lag aan het niet gebruikelijke bezoek van de gemeenteambtenaren. Tot zover het verslag opgemaakt 11 januari 2011 monumentenkamer Oss.
Maandag 17 januari 2011 zit ik nogmaals al mijn gegevens door te kijken als mijn aandacht valt op een brief van het kerkbestuur aan de provincie om vrijstelling van de grondbelasting, overigens was dat voor de kerk gewoon ,en ook voor de rond de kerk gebouwde zaken. Er werd verwezen naar een wet van 26 mei 1870 n.l, ’’de wet op de grondbelasting’’, staatsblad 82. Ik kwam terecht in de registers met de uitkomsten van de herzieningen van de grondbelasting 1873-1904. De eerste herziening betrof het jaar 1873 van de gebouwde eigendommen,bin Berghem is de eerste herziening geweest van 8 tot 11 oktober 1873, een operatie die al in 1875 kon worden voltooid, dus het baarhuisje(1874) kon hierin nog niet voorkomen. Het liep niet allemaal even voorspoedig net als de tweede herziening in 1897 van gebouwde eigendommen, onduidelijkheid in de wettekst leidde in 1904 tot een noodzakelijke aanvulling op deze herziening. Pas met ingang van 1908 kon de heffingen op basis van de nieuwe schattingen plaatsvinden. Dat verklaard ook meteen waarom het baarhuisje op de schattingskaart van 1886 van de monumentenkamer niet voorkwam, en op de schattingskaart van rond 1900 kopie in bezit van Berchs-Heem wel. De kaarten zijn net als de minuutplans van 1832 een gedetailleerde momentopname. In vele provincies zijn in de rijksarchieven’’ de registers met uitkomsten’’ in orde, in ”’s-Hertogenbosch is dat nog niet het geval, daar zijn slechts plaatsingslijsten aanwezig. In mijn zoektocht in het archief in ‘s-Hertogenbosch stond dan ook steeds onbelast, als het over de kerk en hun bijgebouwen ging. De wet van 1870 schreef in artikel 59 voor, dat de belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen voor 1 januari 1875 diende te worden herzien en dat vervolgens elke 20 jaar een nieuwe herziening moest plaats vinden.
Uitnodiging wethouder Hoeksema
Op 28 januari morgens om 8.45 uur zijn voorzitter Berchs-Heem Gerard v.d. Linden en ik uitgenodigd in het gemeentehuis in Oss .Wethouder Hoeksema, beleidsmedewerker Jos Wingens en Ditmar van Grinsven ontwikkelaar pastorietuin zitten mede aan tafel. Wethouder Hoeksema herhaalt nog een keer de gang van zake, maar wil niet dat er inhoudelijk wordt ingegaan in de zaak baarhuisje, en benoemd het baarhuisje dan ook vaak als gebouwtje of schuurtje. Hij zegt dat door de emotie die in Berghem is ontstaan, dat hij bereid is het baarhuisje te behouden, en zegt dat de gemeente €5000,00 daarin wil bijdrage, mijn antwoord is daarop dat heemkundevereniging Berchs-Heem niet gaat voor het behoud van een schuurtje, maar voor het behoud van een monumentaal baarhuisje. Meerdere keren probeer ik de beslissing van de monumentenkamer op tafel te krijgen, maar steeds wordt ik afgekapt. Dan vertel ik dat dit het grote probleem voor ons is, het vertellen en verdedigen van ons standpunt, nooit hebben wij de kans gekregen om ons onderzoek uit te leggen, steeds waren wij gebonden aan de 5 minuten regel in het reglement van de gemeente Oss. Onze voorzitter doet een duidelijke uitleg over de bemoeienis van de wethouders in deze zaak, en dan duid hij vooral op de sturing van de wethouders richting Henk Buijks, de maker van het rapport over het baarhuisje namens de gemeente. De wethouder is duidelijk aangeslagen door dit verwijd, en zegt dat hij alles naar eer en geweten heeft gedaan, voorzitter zegt dat wij zwart op wit bewijzen hebben dat dit anders ligt. Berchs-Heem laat weten dat de maker van het bouwhistorisch onderzoek voor Berchs-Heem Frank Haans bereid is om uitleg te komen geven over het tot stand komen van zijn rapport. Wethouder Hoeksema zal proberen monumentenkamer leden Henk Buijks, en bouwhistoricus Hein Hundertmark samen met Frank Haans aan tafel te krijgen, en dan tot een oplossing te komen, om 9.45 uur verlaten wij het gemeentehuis in Oss
Overleg Frank Haans, Hein Hundertmark, Henk Buijks
Op 3 februari 2011 krijg ik van monumenten adviesbureau Nijmegen een mail dat drs Frank Haans directeur van dit bureau, en schrijver van het rapport voor Berchs-Heem is uitgenodigd voor een onderhoud met Henk Buijks, Hein Hundertmark en een jurist van de gemeente Oss die belast is met de aanwijzing van de monumenten .Hein Hundertmark heeft de schattingskaarten het z.g. ‘’hard bewijs’’ naar dit bureau gestuurd, en nu al blijkt dat het jaartal van de schattingskaarten waarmee de monumentenkamer schermde 1880-1886 niet klopt. Frank Haans kon het nergens lezen, maar meerdere keren komt er in het verhaal het jaar 1873 voor. Dit is dan ook het jaar van de herziening (1873-1875) van de grondbelasting voordat het baarhuisje werd gebouwd. Nu blijkt dat de monumentenkamer van Oss steeds heeft gewerkt met een schattingskaart die als jaaraanwijzing niet juist was. Volgens Frank Haans zal dit nog een interessant onderonsje worden.
De kater voor Berchs-Heem
Er is een onderhoud geweest tussen de monumenten commissie, onze deskundige Frank Haans, en jurist van de gemeente Oss A Veldhausz. In deze vergadering waarbij Berchs-Heem niet is uitgenodigd komt een teleurstellende conclusie. Het door hun genoemde gebouwtje is door, volgens de deskundige keiharde bewijzen nooit geen baarhuisje geweest maar een schuurtje. Onze deskundige gaat met de informatie van de 2 Berchs-Heem leden en de monumenten commissie mee,en laat zijn waarnemingen ter plaatse varen. Ook komt naar voren dat het verwijt naar Berchs-Heem is gemaakt in de vergadering,
dat ze de stukken die in ons bezit waren niet hebben geleverd aan onze onderzoeker. Deze conclusie is niet juist. Wij waren niet in bezit van een bouwhistorisch rapport van Hein Hundertmark, dat hebben wij vorige week (30 maart 2011) pas voor de eerste keer gezien. De 2 kadaster en schattingskaarten heb ik persoonlijk naar Nijmegen gebracht. Op de vraag tot 2 maal toe aan de heer A.Veldhausz van de gemeente Oss om aan Berchs-Heem de stukken te sturen van het keiharde bewijs die geleid hebben tot deze beslissing zitten wij nog te wachten, nee,zelfs geen enkele reactie. Inmiddels heeft het college beslist het baarhuisje niet op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, maar het wel te willen behouden. BERCHS-HEEM GAAT IN BEROEP.
Vrijdag 8 april bezoek bisdom archief ‘s-Hertogenbosch.
In het archief van het bisdom werd ik niet veel wijzer wat het baarhuisje betreft, er werd mij ook verteld dat er al meerdere personen van Berchs-Heem in het bisschoppelijke archief hadden zitten neuzen. Omdat ik nog tijd over had ben ik naar het BHIC gegaan met de hoop nog iets te kunnen toevoegen. Dit alles was tegen het advies van Frank Haans, die vond dat wij er maar mee moesten stoppen omdat er toch niets meer te vinden was. Op die vrijdag 8 april vond ik een stuk van de herziening grondbelasting waarin stond vermeld dat er van 8 tot 11 oktober 1873 een bezoek aan Berghem was gebracht met als opdracht herziening grondbelasting bebouwde eigendommen. Het eerste wat in mij opkwam was dan ook dat er toen nog geen sprake was van de bouw van het baarhuisje (1874). En mijn conclusie dat de deskundige wel eens met de verkeerde kaarten zouden hebben gewerkt, en daarvan hun conclusie hebben getrokken. In 1879 was er de herziening onbebouwde eigendommen. De tweede herziening van bebouwde eigendommen was pas in 1897, en onbebouwde in 1903. Het keiharde bewijs van de deskundige van de monumentenkamer en van de andere deskundige komt door het gebruik van de verkeerde kadasterkaarten in een geheel ander daglicht te staan. Volgens Berchs-Heem hebben zij gebruik gemaakt van de kadasterkaarten die zijn gemaakt naar aanleiding van de herziening grondbelasting van 1873, waarop het baarhuisje niet voor kon komen, simpel omdat het toen nog niet was gebouwd. Na de tweede herziening in 1897 komt het huisje tevoorschijn.
Ontbrekende stukken bij ter inzage
Bij de mededeling van B&W dat het Berghems Huisje niet werd opgenomen op de lijst van gemeentelijke monumenten werd er medegedeeld dat alle relevante stukken ter inzage lagen in het gemeentehuis in Oss. Voorzitter Gerard van der Linden en ik waren toch benieuwd wat dat z.g keiharde bewijs zou zijn. Het bleek een kadasterkaart te zijn die aangaf dat er voor 1900 geen bebouwing zou zijn geweest op de plaats van het baarhuisje, maar tot onze verbazing was dit bijzondere stuk en keiharde bewijs niet aanwezig, ze waren door Henk Buijks weer meegenomen naar het BHIC, omdat ze zo kwetsbaar en kostbaar waren, aan een kopie, foto of scan had zeker niemand gedacht. Berchs-Heem heeft meteen aangegeven dit bewijsstuk te willen zien omdat dit stuk alles heeft laten kantelen. Het is al maanden geleden dat wij dit gevraagd hebben maar tot op heden nog geen bericht. De gemeentejurist Berno Veldhausz liet mij weten dat de uiteindelijke beslissing van B&W zou vallen op 18 oktober 2011, ook dat ging weer niet door zodat er nu weer een nieuwe datum ligt en wel 15 november 2011. Berchs Heem is er nog steeds van overtuigd dat wij hier spreken over een zeer zeldzaam lijkenhuis dat bijna in de gehele provincie niet voorkomt, en misschien wel in heel Nederland om nog maar eens de woorden van Hein Hundertmark van de monumentenkamer aan te halen, en zeker de gemeentelijke monumenten bescherming verdiend.
Hard bewijs op nog lossere schroeven (7 nov.2011)
Werd er door Henk Buijks gesproken over het glasharde bewijs door middel van een kadasterkaart aangetoond, dat het ontbreken van het baarhuisje op de kadasterkaart het bewijs was dat het er nooit had gestaan, Berchs-heem komt met een andere uitleg door middel van een schrijven van de minister van binnenlandse zaken in 1874 aan de Heren gedeputeerde van Noord Brabant. In deze brief van 26 mei 1874 staat letterlijk……..Intussen is reeds bij de aanvang van de herziening gebleken, dat bedoelde plaatselijke kenmerken soms ontbreken of door onnauwkeurigheid zooveel te wenschen overlaten, dat de gebouwen daardoor niet of niet voldoende zijn aangegeven……Berchs-Heem geeft hiermee aan de onbetrouwbaarheid van de kadasterkaarten in de vorige eeuw, zoals ze al eerder gemeld hadden, en dat de bewering van de heren deskundige op los zand berusten.
Op 17 november 2011 krijgt Berchs-heem het besluit niet-aanwijzing gemeentelijk monument. B&W loopt mee met het besluit van de monumentenkamer om het baarhuisje niet als gemeentelijk monument op te nemen. In het besluit wordt nog maal de zaak uitgelegd.
Op vrijdag 25 november bel ik naar het gemeentehuis in Oss omdat ik een afspraak wil maken om de ter inzage gelegde stukken wil inzien. Via via krijg ik de jurist van de gemeente Oss Berno Veldhausz aan de lijn. De relevante stukken lagen wederom weer niet ter inzage, waarop ik hem erop wees dat dit al de tweede keer was, en dat die voor hun allesbepalende stukken ter inzage moesten liggen, en dat onze vraag van 3 maanden geleden nog niet was beantwoord. Ik stelde hem ook de vraag of hij mijn mail met de laatste bevindingen had ontvangen, en dat bevestigde hij, waarop ik vroeg wat hierover zijn mening was. De jurist vertelde mij dat hij niet wist wat hij hierover moest zeggen, ik vertelde hem dat er niet veel meer over was van het glasharde bewijs (kadasterkaart) nu wij een brief hadden gevonden van de minister van mei 1874 waarin de onbetrouwbaarheid van de kaarten werd beschreven. De hele zaak baarhuisje is enkel en alleen gekanteld door de foute informatie van de 2 Berchs-Heem leden, en het hele clubje’’ deskundige’’ is hierin meegegaan, met als resultaat een jaren lange strijd van Berchs-Heem tegen de monumentenkamer, die eigenlijk samen moeten werken, en niet tegen elkaar moeten werken. Jurist Veldhausz heeft te kennen gegeven dat hij toch nog een besloten vergadering wil beleggen met de monumentenkamer, om zodoende de nieuwe bevindingen toe te lichten. Berchs-Heem wacht even af.
Een feit is voor Berchs-Heem zeker.
Berchs-Heem is in bezit van een positief rapport van bouwhistoricus Hein Hundertmark.
Berchs-Heem is in bezit van een positief rapport van Jennemie Stoelhorst van monumentenhuis Brabant.
Berchs-Heem is in bezit van een positief rapport van Frank Haans directeur monumentenadviesbureau Nijmegen.
Berchs-Heem is in bezit van een mail naar Lambert van Hintum dat ze beide er van overtuigd zijn dat er hier sprake kan zijn van een Baarhuisje.
Berchs-Heem is in bezit van een mail naar de schrijfster van de redengevende omschrijving Jennemie Stoelhorst van funerair specialist Leon Bok, dat het hier een gangbaar Lijkenhuis betreft uit die tijd 1874,met een soortgelijke huisje in Velp(Arnhem)
En al deze onderzoeken en bevindingen worden door de deskundigen in 1 keer in de prullenbak gegooid door 2 nietszeggende kadasterkaarten die door 2 leden van Berchs-Heem zijn ingediend. Over de waarde van die kadasterkaarten heb ik hierboven al melding gemaakt.
Enkel en alleen op deze kaarten is het besluit genomen.
Dat de rechtbank Berchs-Heem ons ongelijk gaf en vond dat de gemeente Oss de regels goed had uitgevoerd had als resultaat dat wij weer met lege handen stonden. De kadasterkaarten die onze 2 leden van Berchs-Heem hadden ingeleverd als duidelijk bewijs dat er in 1874 niets op die plaats had gestaan had alles op z’n kop gezet, alle z.g deskundige gingen mee met deze waarneming, al hadden ze vele een positief rapport geschreven.
Het was inmiddels ongeveer 11 jaar geleden vanaf 2009 dat Berchs- Heem met deze strijd begon, en nu was het bijna 2020. Nooit kon ik alle onrecht en achterbaks gedoe helemaal vergeten totdat er in onze maandelijkse vergadering werd gevraagd of er iemand van het bestuur de afspraken wilde regelen van lezingen etc . Zonder verdere bedoelingen bood ik aan dit voortaan te gaan doen. Als ik dan toch de zeggenschap kreeg waarom zouden we dan niet het baarhuisje weer op kunnen pakken. Ik stuurde een mail naar Leon Bok uit Amsterdam een van de beste funerair specialisten in Nederland op gebied van kerkhoven en hun monumenten met de vraag of hij een lezing kon verzorgen in onze heemkamer, en een bezoek in de pastorietuin bij het baarhuisje. Er kwam een positief antwoord, nu nog even in het bestuur de toestemming vragen. Na een vlotte toestemming regelde ik de afspraak. Na de afspraak kreeg Leon Bok nog een mail van een Heemkunde lid dat hij beter helemaal niet bij Berchs-Heem kon komen, en als hij dat wel deed hij het niet over het Berghemse baarhuisje moest hebben, wederom weer een raar voorstel buiten het bestuur en iedereen om.
Het bestuur van Berchs-Heem had vooraf aan de lezing Leon Bok gevraagd een onderzoek te verrichten naar de oorsprong en geschiedenis van het Berghemse baarhuisje en alle baarhuisjes in de gemeente Oss. Het rapport was een samenvatting en mening van hetgeen al was onderzocht en vooral over funeraire zaken en kennis die specifiek van toepassing zijn over baarhuisjes
In de uitspraak van de rechtbank stond duidelijk beschreven dat door het ontbreken van het baarhuisje op de kadasterkaart de gemeente Oss een goede beslissing had genomen om het Berghemse baarhuisje niet op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten, daarbij gesteund door een medewerkster van het bhic in den Bosch. Maar tot onze grote verrassing bleek er van deze aanname niets te kloppen. Vele baarhuisjes van de gemeente Oss bleken niet op een kadasterkaart voor te komen, twee baarhuisjes hebben zelfs de status Rijksmonument dat zijn de huisjes in Haren en Huisseling. Ook enkele waren helemaal niet beschermd zoals ook het baarhuisje van Berghem. Dus dat verhaal van de z.g. deskundige kon definitief in de prullenbak. Daarbij kwam ook nog de conclusie dat er wel is waar vele onderzoeken hadden plaatsgevonden maar door hun matige kennis op funerair gebied stond er ook veel onzin beschreven.
Ik stuurde het rapport naar de gemeente Oss, maar kreeg zelfs geen reactie. Ondertussen hadden wij bij Berchs-Heem een brief gestuurd naar de gemeente Oss om het dossier baarhuisje Berghem weer te openen en deden nogmaals het verzoek op het baarhuisje op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen vergezeld met twee aanbevelingsbrieven , een van Leon Bok en de andere van de stichting Dodenakkers die ook voor plaatsing waren.
Daarop volgde enige tijd later een antwoord behandeld door gemeentejurist Berno Veldhausz en Jan Willem van Zoelen van de gemeente Oss. Daarin schreven zij dat de rechtbank al had besloten in 2009 om het baarhuisje niet op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, en ze vonden dat het rapport van Leon Bok niets had toegevoegd. Mijn mond viel open van verbazing. Niet het verhaal kadasterkaarten was van de tafel geveegd maar ook het bijkomende verhaal over het uiterlijk van het Berghemse baarhuisje had schijnbaar geen indruk gemaakt. Ik durf zelfs te beweren dat ze het rapport niet hebben gelezen, en dat baseer ik op de uitspraak van wethouder Sidney van de Berg die mij droog vertelde, je denkt toch niet dat wij al die rapporten gaan lezen. Leon Bok had ook geconstateerd dat er in het oorspronkelijke baarhuisje geen ramen zaten, dat was gebruikelijk. Dat ze er nu wel in zaten kwam door de aanbouw van rond 1902 toen het gebruik niet meer noodzakelijk was en al deze baarhuisjes werden gesloopt of verbouwd als opslagschuurtje, ook in Berghem. De binnenmuur werd gemetseld met de buitenmuur van het oorspronkelijke baarhuisje en de buitenmuur met de toen opkomende grijze cementstenen.
Dat wij als Berchs-Heem het niet eens waren met het antwoord van de gemeente Oss mag duidelijk zijn, De vereniging vroeg een onderhoud aan met de wethouder Sidney van den Berg en de 2 behandelaars van de brief jurist Berno Velshausz en Jan Willem van Zoelen.
Maandag 3 april 2023 was het zover en hadden wij oud voorzitter van Berchs-Heem Jan van der Burgt en ik een afspraak. Wij hadden Jan gevraagd omdat hij al vanaf het begin betrokken was bij het verhaal Baarhuisje. Bij binnenkomst kwam er voor mij al de eerste teleurstelling omdat jurist Berno Veldhausz zonder reden niet aanwezig was, jammer maar het was niet anders. Het gesprek verliep goed alleen hadden ze liever niet terug te vallen op rapporten en miskleunen te benoemen maar naar de toekomst te kijken. Wethouder van den Berg vroeg waar de eigenaar was van het baarhuisje waar hij al zeker het antwoord van wist omdat de lijnen van de parochie naar Sydney van den Berg niet zo erg lang zijn. Mijn antwoord was dat de kapelaan op de hoogte was van het rapport van Leon Bok. Uiteindelijk denken wij als Berchs-Heem toch nog resultaat te hebben bereikt. De gemeente Oss gaat alle heemkundeverenigingen vragen om hun Cultureel erfgoed te gaan melden bij de gemeente, deze zal dan gaan beoordelen of ze op de beschermde lijst van cultuur erfgoed van de gemeente Oss zal worden geplaatst
Nu alleen nog toestemming vragen aan het kerkbestuur van Berghem.
Lambert van Hintum onderzoek Baarhuisje namens Berchs-Heem Berghem
Verder wil ik de lezer van dit artikel niet de letterlijke tekst onthouden die streekkenner Tiny Romme uit Geffen naar mij schreef naar aanleiding van onze strijd.
Het is een stukje kerkgeschiedenis, een zwarte bladzijde in de sociale geschiedenis, een geschiedenis over overheidsbemoeienis op het terrein van gezondheidszorg, een ten onrechte vergeten bladzijde uit de geschiedenis, die bijna weggevaagd was geweest, als niet enkele wakkere leden van Berchs-Heem aan de alarmbel hadden getrokken. Gelukkig hebben jullie de slopers uit Oss kunnen tegenhouden, einde citaat.
Als ik mijn persoonlijk licht laat schijnen op dit verhaal, kom ik tot de volgende conclusie, met niet de bewering dat dit de volle waarheid is, maar uitgaande van het geen ik heb gevonden in de archieven In 1870 besluit de gemeente Berghem om een algemeen kerkhof op te richten in de heide groot 9 are.In 1871 is dit kerkhof gereed. Het katholieke kerkhof had al een algemeen kerkhof zoals wordt beschreven in een van de stukken, (slechts een strook grond behorende aan de katholieke). Dus Berghem had 2 algemene kerkhoven, wat overigens niet verboden was. Er kan toen men verplicht werd een algemeen kerkhof op te richten van gemeentezijde een verzoek zijn gedaan aan de kerk, en dat de kerk in verband met de kosten, en de wetenschap er al een te hebben, dit verzoek heeft geweigerd. De gemeente Berghem heeft toen in de heide een kerkhof opgericht, en ook een lijkenhuisje gebouwd. Omdat op het katholieke kerkhof ook een lijkenhuis moest worden gebouwd voor elke begraafplaats, zou het kunnen zijn dat ze een groter formaat hebben gebouwd, wat ook het advies was van de provincie, men mocht samen 1 lijkenhuis gebruiken. Ook zou het nog kunnen dat het baarhuisje verder nog dienst heeft gedaan als verpleegruimte voor mensen met een besmettelijke ziekte, want in een van de stukken antwoord de gemeente op een vraag van de provincie, of Berghem voorzien is van een verpleeghuis: JA. In de stukken van de gemeente van 1874 staat dat er een huisje in de heide aanwezig is, en een jaar later staat, en voorzien van een lijkenhuisje doorgestreept. In 1902 doet de gemeente een grondaankoop van 1.36 are de z.g vorstenhoek dat zal worden gebruikt als algemeen kerkhof, en op 30 mei 1902 vraagt het kerkbestuur vrijstelling van de gemeentelijke belasting voor het hele kerkhof. Overigens is er op dit nieuwe stukje algemeen kerkhof nooit iemand begraven. Bij de ruiming van het oude kerkhof is dit duidelijk te zien op de tekening van de Heidemij. Het lezen van de ‘’wet op de grondbelasting’’, en de daaruit komende herziening heeft voor mij, en ik hoop ook bij andere de zekerheid gegeven dat Berchs-Heem niet voor niets heeft gestreden voor behoud van een erfgoed van onze voorvaderen.
Dit verhaal zal voor iedereen wel duidelijk zijn, en behoeft denk ik geen verdere uitleg. Het uitgeven van dit vagevenster dat geheel over de perikelen en geschiedenis voor behoud van het baarhuisje gaat, is op de eerste plaats bestemd voor de leden van Berchs-Heem, en vooral de leden die in maart 2010 aanwezig waren bij onze jaarlijkse ledenvergadering. Door de inbreng van de al eerder aangehaalde 2 onderzoekers die in deze vergadering aanwezig waren en die hun uitleg gaven, was het voor de aanwezige leden niet meer mogelijk de werkelijke geschiedenis van het baarhuisje te begrijpen. Berchs Heem hoopt met deze publicatie dit te hebben opgehelderd. Verder bedankt Berchs-Heem alle mensen die in de strijd voor behoud zich voor 100% hebben ingezet, en daarin zijn blijven geloven.
Lambert van Hintum onderzoeker baarhuisje, penn Berchs-Heem.