De geschiedenis van Berghem
Auteur: Drs. Lambert van den Heuvel
Opgravingen en vondsten in 1837 toonden aan, dat omstreeks 1800 vóór Christus in zuidelijke gebieden van Berghem en de omgeving mensen gewoond hebben behorend tot de zogenaamde bekercultuur.
De spectaculaire vondst van het Vorstengraf in 1933 op de plaats van het voormalige woonwagencentrum in Oss-Zuid tegen de grens van Berghem, maakte duidelijk dat omstreeks 500 voor Christus de Kelten hier hun invloed hebben uitgeoefend.
In 1964 en 1965 werden een tweetal heuvels onderzocht, behorende bij een zevental heuvels bij Zevenbergen (ten zuiden van Berghem). De vondsten die bij die opgravingen werden gedaan bewezen dat deze heuvels dateerden van rond 1300 v. Chr. (de vroege of midden bronstijd).
Ook de Romeinen lieten in Berghem hun sporen achter. Er is herhaaldelijk Romeins aardewerk opgegraven en in 1972 werd op Berghems grondgebied een Romeinse put gevonden.
Het bovenstaande maakt ons duidelijk dat van oudsher gedeelten van Berghem bewoond zijn geweest en dan niet alleen het zuidelijke gedeelte van Berghem. Op de hoger gelegen gedeelten zoals op de Lallenberg (nabij de Harense Steeg) en de Avonduur (nabij de Deurense Steeg) in het stroomgebied van de Beerse Maas, hebben reeds vroeg mensen gewoond. Dit bewezen de opgravingen, die omstreeks 1958 op de Lallenberg plaatsvonden en andere vondsten uit Berghem uit de zgn. La-Tène-periode (±500 v. Chr.).
De bewoners leefden van landbouw, veeteelt en jacht. In de omgeving trof men uitgestrekte bossen aan waarin veel wild voorkwam. Er bevonden zich in die gebieden tussen de bossen ook plassen en moerassen zoals bijvoorbeeld de Brobbelbies ten zuiden van Berghem.
Omstreeks 700 na Christus verschenen in deze streken de eerste geloofsverkondigers om de bevolking te kerstenen (=bekeren tot het Christendom). De bisschop van Maastricht, de H. Lambertus bezocht deze gebieden en misschien ook Berghem. Een bewijs van het feit dat hij hier bekend was vormen de namen van de parochies Nistelrode, Haren en Lith. Zij zijn alle genoemd naar de H. Lambertus.
Oostelijk en Midden-Brabant werd na 500 vaak met Toxandrië aangeduid en men noemde de H. Lambertus dan ook wel ‘de apostel van de Toxandriërs.’
In 690 kwam Willibrordus uit Engeland naar ons land en omstreeks 700 was deze grote persoonlijkheid actief in Brabant. Willibrord heeft waarschijnlijk niet zelf de inwoners van Berghem en omgeving tot het Christendom gebracht. Wel werd deze grote ‘apostel’ door de inwoners van Berghem (en Oss) vereerd. Een bewijs voor deze verering vormt de bron of put op de Osse hei, die de Willibrordusput wordt genoemd. Er verrees daar ook een kapel die tot in het midden van de achttiende eeuw is blijven staan. De kerken van Oss en Berghem werden naar St. Willibrord genoemd.
De St. Willibrordus-parochie te Oss veranderde later haar naam in Maria Onbevlekte Ontvangenis. In Berghem bleef de H. Willibrordus patroon van de parochie. Zijn beeltenis prijkt eveneens in het gemeentewapen.
Berghem en Oss vormden één parochie. Of het godsdienstig centrum bij de Willibrordusput lag is niet zeker, want ook op de ‘Heuvel’ van Oss verrees spoedig een kerk. In Berghem werd rond 1200 de eerste kerk (kapel) gebouwd.
Volgens een oorkonde schonk een Frankische edelman een aantal landerijen te Berghem en Oss aan de abdij van Echternach (in Luxemburg) waar St. Willibrordus in 754 is overleden. Van de geschonken landerijen op Berghems grondgebied lag een ervan achter op de Gement, en heette ‘De Munsterrijt’ (Munster hangt samen met de monniken). Ook het Weltens-kempke was van de monniken want in de archieven vinden we: ‘het Weltenskempke in Winkel dat van de abdij van Echternach is’. In 1069 werd Echternach door de paus in dit bezit bevestigd. Echternach bezat daarom het patronaatsrecht over de parochie te Oss en later ook te Berghem. Het patronaatsrecht was het recht om in een parochie of kapel de dienstdoende geestelijken te benoemen. Aan de abt van Echternach kwam dus het recht toe om de pastoor te benoemen.
Dit bleek nog heel duidelijk in 1619, toen de abt van Echternach wist te voorkomen dat Berghem een zelfstandige parochie werd. In 1677 was dit echter niet meer tegen te houden en werd de St. Willibrordusparochie van Berghem een eigen parochie.
2. De gerechtsplaats te Berghem
Vanuit de Saksische-Frankische tijd (400-1000) was het de gewoonte dat de gerechtsplaats die elke woongemeenschap had, ergens op de rand van het woongebied lag en zeker niet binnen de woonkern. De woonkernen van Berghem-Oss lagen in het begin van deze periode meer zuidelijker dan in deze tijd.
Deze gerechtsplaats lag voor Berghem op het hoogste punt: De plaats waar later (±1200) de kerk (kapel) kwam staan. In het Frankische recht sprak men wel over de Maelstand. Dit is de verzamelde volwassen mannelijke bevolking van een woongemeenschap van alleen de vrije mannen (=inwoners met volledige burgerrechten) die samen recht spraken onder leiding van een voorzitter. Als voorzitter trad vaak het stamhoofd of een ander belangrijk edelman op.
Omstreeks 800 bracht Karel de Grote meer eenheid in de rechtspraak. Hij en zijn opvolgers stelden graven en hertogen aan, die ieder in naam van de keizer een bepaald gebied onder hun hoede kregen.
Hoofdschouten en schouten moesten namens de graven en hertogen in kleinere districten en plaatsen toezicht houden op het gesproken recht. Om dit goed te laten functioneren vormden de hoofdschout of schout samen met de zeven schepenen de schepenenbank. De zeven schepenen werden gekozen uit vrije bewoners van de woonplaats.
De oude naam van de St. Willibrordusstraat in Berghem luidde voor 1948 het Mollestraatje. Deze naam hangt samen met het woord Maelstand. Het is de plaats waar recht gesproken werd. De op de kerktoren van Berghem rond 1400 ingemetselde X-tekens en de ruit-tekens wijzen duidelijk op deze gerechtsplaats.
De XX-tekens, duiden het schuine dubbele kruis aan. Dit schuine dubbele kruis kwam ook voor op de vlag van de Brabantse hertog. Met andere woorden, hier in Berghem gold naast het plaatselijke ook het Brabantse recht (en niet het Gelderse). Door deze tekens in de Berghemse toren wilde men aan vriend en vijand vertellen: ‘Hier zijn wij Berghemnaren in samenwerking met de Brabantse hertog de baas’.
Vermoedelijk was de gerechtsplaats in Berghem van Keltische oorsprong (±500 voor Christus), want de Kelten hebben hier voor het begin van onze jaartelling eeuwenlang hun invloed uitgebreid. De Romeinen (± 50 voor Chr. tot 400 na Chr.) en de Franken (500-1000 na Chr.) die zich vanaf de vijfde eeuw hier vestigden lieten de bestaande plaatselijke wetten en gebruiken meestal voortbestaan.